Beknopte Inhoud Boek Gevangen door het Ego, deel 2 uit de serie De Weg van de Zonnevonk |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Inhoud deel 2: Gevangen door het ego
Hoofdstuk 1.1: De bron van Onze persoonlijkheid
Samenvatting
1. Wanneer een mens aan zijn eerste leven op aarde begint moet hij nog zeer veel ervaren. 2. Alles wat de mensen op aarde meemaken heeft een bedoeling. 3. Het ware ZIJN is de wijze waarop de essentie zich manifesteert in al zijn hoedanigheden. 4. Het ware Weten is dat wat er IS, het is het weten dat in elke essentie besloten ligt. 5. Het ware Weten is iets geheel anders dan de werkelijkheid. 6. Immateriële energie is oneindig veel sneller dan materiële energie. 7. De essentie is immateriële energie en dat is levensenergie. 8. De essentie is een energie van zeer snelle trillingseenheden met een zeer snelle frequentie. 9. De essentie is aan de materie gebonden om de trillingsenergie van deessentie te laten toenemen. 10. Een essentie kent geen eigenschappen, alleen ZIJNStoestanden. 11. Vreugdevolle Liefde vanuit de essentie is een staat van ZIJN. Het is een algehele ZIJNStoestand 12. De essentie is rust en beweging. 13. De essentie kent zeven ZIJNStoestanden en zeven hoedanigheden. 14. Een hoedanigheid is een ZIJNStoestand in beweging 15. Hoedanigheden hebben een kenmerk. 16. De energie van de Liefde is een ronddraaiende beweging. 17. De energie van de Wiskunde kenmerkt zich door een structuur die herhalend en delend is. Het is 18. Deze pulserende beweging wordt in de Muziek verder doorgevoerd en is meer ritmisch. 19. Licht en kleur heeft ook deze ritmiek, maar variabel, afhangend van de kleurfrequentie. 20. Vorm en verband is meer van samentrekkende aard, krimpend. 21. Weten en niet-weten is draaiend van beweging. 22. Bundeling en harmonie is het ene punt dat het centrum vormt van dat wat IS. 23. Van daaruit ontstaat de cirkel van Liefde die zich weer pulserend uitzet. 24. Elke hoedanigheid heeft weer hoedanigheidsaspecten en die kunnen in relatie tot elkaar gezien 25. Hoedanigheidsaspecten verdelen zich weer in aspecten en deelaspecten. 26. Er is een samenspel tussen de ZIJNStoestanden en dat wat we als mens op aarde neerzetten.
Hoofdstuk 1.2: De persoonlijkheid
Samenvatting
1. De persoon mens, ook wel individu genoemd, is samengesteld uit alle aspecten van het mens- 2. De persoonlijkheid is een onderdeel van de persoon. 3. De persoonlijkheid is dat deel van de mens dat uitsluitend waarneemt via de zintuigen. 4. De persoonlijkheid bestaat uit aspecten en deelaspecten. Het zijn materialisaties van de 5. Alle termen en woorden die we gebruiken om persoonlijkheidsaspecten aan te geven zijn relatief 6. Onze persoonlijkheid bestaat uit aspecten, niet uit deelpersoonlijkheden. 7. Er bestaat niet zoiets als een persoonlijkheid die aspecten voortbrengt. De persoonlijkheid is een 8. Ieder mens heeft zijn unieke combinatie van aspecten die weer in elke fase van het leven van de 9. Een persoonlijkheidsaspect wordt geuit als een gevoel. 10. In principe heeft ieder persoon de potentie in zich om zijn persoonlijkheidsaspecten te overstijgen 11. Bij het overstijgen van de persoonlijkheidsaspecten minimaliseert de persoonlijkheid zich, 12. De ziel kan nooit de persoonlijkheid overvleugelen binnen de materie. 13. De immateriële energie van bijvoorbeeld de hoedanigheid Muziek, die vanuit de ZIJNStoestand in 14. De mens als waarnemer ziet niet met zijn zintuigen. Het is een immaterieel zien. 15. Het is heel belangrijk om als waarnemer onszelf gade te slaan en te observeren wat we allemaal 16. Waarnemen vanuit de essentie is een ZIJNStoestand vanuit het ZIJN. 17. Waarnemen vanuit de persoonlijkheid is een observeren met inschakeling van gedachten en 18. Bestaan als een zelfstandigheid bestaat niet. 19. Bestaan is een materieel gevoel van materiewezens. 20. De geest is geen ZIJNStoestand. 21. De geest roept verschillende uitingsvormen op die een verschijningsvorm zijn van de 22. De persoonlijkheid zet altijd een reactie neer. 23. Een actie vanuit de mens zelf bestaat niet. Alles is een reactie op alles. 24. een waarachtige spontane actie vanuit het ZIJN bestaat niet. 25. Onze persoonlijkheid is een weerslag van onze herinneringen uit het verleden, onze 26. Vanuit de persoonlijkheidsaspecten ontwikkelen zich de gedachtepatronen. 27. Wanneer we onze gedachten stilzetten als mens, dan zijn we in een staat van ZIJN. 28. De ziel kan nooit de persoonlijkheid overvleugelen binnen de materie. 29. Als de essentie in contact kan zijn met de persoonlijkheid van die mens, doordat die mens luistert 30. Als de persoonlijkheid zich bovenmatig gaat manifesteren ontstaat er een energieverdichting en 31. De persoonlijkheidsaspecten zijn altijd emotioneel neutraal. Ze bevinden zich in het midden. 32. Vanuit ego-aspecten ontstaan egogevoelens die zich uiten via emoties.
Hoofdstuk 1.3: Persoonlijkheidsstoornissen
Samenvatting
1. De persoonlijkheid is altijd een reactie op de omgevingsfactoren. 2. Het collectieve paradigma van onze omgeving heeft invloed op de persoonlijkheid. 3. De opvoeding maakt bij het kind dingen wakker of niet. 4. Een stoornis is een ontwikkeling in de persoon die mensen niet vinden passen binnen de normen 5. Energieblokkades worden zichtbaar in de door de psychologie genoemde 6. Een stoornis is in feite geen stoornis. Integendeel, want het laat exact zien hoe de 7. Bij een persoon met een borderline stoornis zit die stoornis niet in de persoon zelf, maar in de 8. Een persoon zou eigenlijk pas echt een stoornis hebben als hij deze blokkade niet zichtbaar zou maken. 9. De persoonlijkheid kent geen stoornis, maar het onbewust omgaan met de persoonlijkheid is dat 10. Het onbewust omgaan met de ontwikkeling van de persoonlijkheden van kinderen veroorzaakt 11. Andere personen kunnen door geldingsdrang, zoals een te sterk ego en complexe emotionele problemen, onbalans bij anderen veroorzaken. 12. Mensen zullen hun onbalans uiten en zich gaan afzetten tegen andere personen. 13. Een onevenwichtige persoon is iemand die uit balans is en heen en weer beweegt tussen 14. Een mens met beheerste gedachtevormen heeft ook zijn persoonlijkheid in balans. 15. Een beheerste gedachtevorm wil zeggen dat een mens zijn gedachten stuurt en regelt. 16. Een mens die in zijn persoonlijkheid staat is een mens die een balans heeft tussen zijn materiële 17. Positieve uitwerking is er als de essentie door het leven van de mens zodanig wordt gestimuleerd 18. Verlies is een zeer waardevol element om een essentie te laten groeien. 19. Elke vorm van verlies levert altijd weer een grote winst op. 20. Negatieve uitwerking op de essentie is er als de mens te veel materiegericht blijft, te veel in
Hoofdstuk 1.4: De persoonlijkheid bij kinderen
Samenvatting
1. Baby’s hebben een essentie die nog bezig is zich te hechten aan de materie. 2. In de eerste twee tot drie jaar komt deze hechting tot stand. 3. Dat betekent niet dat de baby zich aan de mensen laat zien als een compleet puur ZIJNSwezen, 4. Pure essentie is onmogelijk in de mensenvorm. 5. Baby’s zijn nog heel sterk in contact met de immaterie. 6. Een baby, geboren en ongeboren, heeft in aanleg een persoonlijkheid, maar deze is nog niet 7. De persoonlijkheid van een klein kind is nog letterlijk in de kinderschoenen en komt pas in de 8. Verlatingsangst is een emotie die tot de persoonlijkheid behoort. 9. Het kind ervaart de verlating, maar slaat de angst op in het onderbewuste omdat het nog niet de 10. In het lichaam ontstaat hierdoor een energetische blokkade. 11. In de puberteit komen blokkades naar voren. 12. Als een baby in balans is bevindt hij zich in zijn ZIJN. 13. Binnen de materie bestaat er geen continue staat van ZIJN. Daar is alleen sprake van 14. De staat van ZIJN van kinderen tot 5 jaar is in feite de staat die een mens kan hebben als zijn 15. Het kind zal altijd beginnen een afspiegeling te zijn van de ouders en zal altijd op deze wijze 16. De puberteit is een zuiver fysieke aangelegenheid die geheel bepaald wordt door hormonen en 17. De puberteit is een overgangsfase waarin er absoluut nog geen balans is in het lichaam. 18. De gevoelens die in de puberteitsperiode een rol spelen zijn vooral angsten en onzekerheden. 19. De onzekerheden geven een naar gevoel en dat proberen de pubers af te reageren op hun 20. Het is belangrijk dat volwassenen van jongs af aan veel praten met kinderen en uitleg geven 21. Volwassenen onderschatten de behoorlijk sterke intuïtieve en essentiële vermogens die 22. Men spreekt op scholen te weinig over het gevoel en denkt daar niet in energetische processen. 23. Groepsgedrag bij pubers ontstaat vanzelf, omdat ze elkaar daar wel menen te begrijpen waar 24. Door de opvoeding worden meisjes in de richting van mooi en lief zijn geduwd, de jongens in
Hoofdstuk 1.5: Het karakter
Samenvatting
1. Het karakter is een materiële manifestatie van het ZIJN van een mens, het is een weerspiegeling 2. Het karakter is een mengeling van eigenschappen, voortkomend uit aanleg en erfelijke 3. Een sneller draaiende essentie zorgt via zijn aanleg voor een gevoeliger lichaam en dit werkt 4. Het karakter komt tot volledige ontwikkeling rond de puberteit, daarna staat het vast. 5. Het karakter is onbewust en bepaalt de talenten van een mens. 6. Uit het karakter komt de persoonlijkheid voort. 7. De persoonlijkheid van een mens ontwikkelt zich tijdens een mensenleven. 8. De persoonlijkheid wordt voornamelijk door invloeden van buitenaf gevormd en slechts 9. Het karakter ontwikkelt zich langzaam omdat het voortkomt uit het ware ZIJN van de mens. 10. De persoonlijkheid ontwikkelt zich door lering te trekken uit dat wat de geest hem leert. 11. Het karakter voedt en beïnvloedt de persoonlijkheid altijd. 12. De persoonlijkheid beïnvloedt het karakter tot en met de puberteit. Daarna niet meer. 13. De persoon, ook wel individu genoemd, is de complete manifestatie van de mens. 14. Alle andere delen zijn aspecten van de persoon. 15. De essentie kiest voor een bepaald lichaam. 16. Het lichaam is zodanig gekozen dat het past bij de betreffende energieën van de essentie. 17. Het lichaam heeft via de genen van de ouders een bepaalde structuur, vorm en mogelijkheden 18. Het karakter laat de lichamelijke en geestelijke talenten zien. 19. Het lichaam is uitgezocht voor de bepaalde ervaringen die de essentie in deze incarnatie 20. Innerlijk en uiterlijk bestaan niet. Er is alleen ZIJN. 21. Het immateriële Zelf kan gelijkgesteld worden aan het ZIJN. 22. Het materiële zelf is een uitdrukking van de persoonlijkheid. 23. Geen enkel karakter is hetzelfde en vanuit elk karakter ontstaat weer een andere persoonlijkheid. 24. De sterren en planeten hebben specifieke krachtvelden om zich heen die een belangrijke invloed 25. Tweelingen die eeneiig zijn hebben esseneties die qua trillingsgetal in dezelfde ontwikkelingsfase 26. Tweelingen blijven afzonderlijke essentie die hun eigen weg hebben te gaan.
Hoofdstuk 2.1: Het onderscheid tussen persoonlijkheid en ego
Samenvatting
1. Persoonlijkheid is zelfbewustzijn en ego is een deeltje van dat zelfbewustzijn. 3. Het ego uit zich in een soms ver doorgetrokken vorm van zelfoverschatting. 4. Het ego is een energetische verdichting van de persoonlijkheid. 5. Het ego dient ertoe zich binnen een soort te kunnen handhaven en te overleven. 6. Dieren hebben ook ego’s. 7. Het ego is ontstaan vanuit het groepsgedrag van dieren en mensen. 8. Het ego zorgt voor veel overlast doordat het de intuïtie en het contact met de eigen essentie blokkeert. 9. Ego is onbalans en gebaseerd op angst. De persoonlijkheid kent geen angst. 10. Angst ontstaat vanuit een onbewustzijn van dat wat IS. Als u als mens geheel in het NU leeft, kent u geen angst. 11. Angst en geweld hebben altijd in de mensen gesluimerd. 12. Doordat de mens zijn intellectuele vermogen meer ging ontwikkelen creëerde hij een grotere materiële wereld, een wereld die hij welvaart noemde. 13. De mens had een keuze tussen het ontwikkelen van zijn immateriële vermogens en het ontwikkelen van zijn materiële vermogens. De mens koos voor het laatste. 14. Doordat de mens niet in het NU kan zijn, dendert de hele wereld over hem heen. 15. De mens wordt door de materie meegezogen in een wereld van lawaai en snelheid die veel heftiger is dan mensen aankunnen. 16. De balans tussen materie en immaterie raakt zoek. Dit is alleen op te lossen door uit de haast- energie te stappen. 17. Als de onbalans te groot is, zoekt de energie vanzelf naar een balans en reguleert hij de zaak. Dat is vaak de oorzaak van ongelukken, geweld en natuurrampen. 18. Wanneer mensen zich laten meeslepen door de waan van de dag, dan bevinden ze zich in een aan het ego gerelateerde ZIJNStoestand. 19. Mensen worden in de stilte meer geconfronteerd met hun ego en met de overvloed aan gedachten. Daarom zitten ze niet op stilte te wachten, maar stellen ze alles in het werk om stilte te vermijden. 20. Het ego is nooit positief als er onbewust mee wordt omgegaan. 21. Het ego wordt ingezet als verdediging tegen een onveilige omgeving. 22. U hebt het idee dat u zich zonder ego niet kunt handhaven in de mensenwereld en omdat alle mensen dat idee hebben is dat ook zo. 23. Als u weinig ego neerzet zullen de mensen u minder serieus nemen. 24. Ego is macht willen hebben: macht over de materie en over andere mensen. 25. Macht willen hebben is een onbewust reageren op de basis-emotie angst. 26. Pesten is een egogerelateerde gedragsvorm die voortkomt uit angst. 27. Wanneer u probeert uw gedachtepatronen waar te nemen en ze te minimaliseren, dan vermindert de angst. 28. Het sterven van het ego wil niets anders zeggen dan dat de mensen ophouden de persoonlijkheidsaspecten naar de extreme uitingsvormen te trekken. 29. Een voortdurende staat van egoloosheid is binnen de huidige paradigma’s niet mogelijk. 30. Verschillende ego’s bij elkaar vormen een groepsego, waarbij het sterkste ego dit groepsego bepaalt. 31. Het vereist zeer veel inzicht, wijsheid en bewustzijn in dat wat er is, om zorgvuldig en bewust met een groepsego om te kunnen gaan. 32. Uw paradigma komt voort uit uw persoonlijkheid, niet andersom. 33. Een paradigma, dat heel nieuwe aspecten vanuit de immaterie aandraagt, kan het ego als schokkend ervaren. Dit is een grote belemmering voor het toelaten van een nieuw paradigma.
Hoofdstuk 2.2: De ego-aspecten
Samenvatting
1. Alle ego-aspecten samen vormen het ego. 2. Het ego bestaat uit een verzameling wilscomponenten. 3. Wanneer u in de waarnemer blijft dan is het ego uitgeschakeld. 4. Als u in uw ego zit dan hebt u geen contact met uw eigen ZIJN. 5. Een persoonlijkheid zonder ego bestaat niet. 6. Het ego is een overlevingsmechanisme dat zich binnen de gehele evolutie van de mens sterker heeft ontwikkeld dan nodig en wenselijk is. 7. Een blokkade is een onverwerkte ervaring. 8. Een blokkade veroorzaakt een stuwing binnen de immateriële energie. 9 Als er veel blokkades zijn stroomt de immateriële energie niet meer goed door. 10. Elke ziekte duidt op een blokkade in één van de chakra’s. 11. De ego-aspecten kunnen naar binnen gericht zijn en een introverte reactie geven of ze zijn naar buiten gericht en geven een extraverte reactie. 12 . Het ego is een zelfstandige eenheid, maar valt binnen de zelfstandige eenheid van de persoonlijkheid. 13. Zelfstandige eenheid is niet gelijk aan zelfstandigheid. Niets in het universum is zelfstandig. 14. Persoonlijkheidsaspecten zijn vrij van emotie, ego-aspecten zijn dat niet. 15. Het ego-aspect is rust, de emotie is de beweeglijke vorm van deze ZIJNSstaat. 16. Het ego kan altijd gekwetst worden omdat hij daartoe ontwikkeld is. 17. Emotionele uitingsvormen kunnen ertoe bijdragen een blokkade op te lossen. 18. Emotionele communicatievormen en gedrag lossen geen blokkades op. 19. Het uiten van emoties richt vaak schade aan, omdat dat met geweld gepaard kan gaan. 20. Een emotie is gekoppeld aan een bepaald chakra en als de emotie verwerkt is voedt de energie hiervan het betreffende chakra. 21. De ego-aspecten voeden het energiesysteem niet, maar blokkeren het eerder. 22. Een sterk ego wil zeggen dat die persoon sterk in zijn wilsaspecten zit. 23. Een sterk ego is nauwelijks in staat tot enige vorm van zelfreflectie. 24. Een sterk ego impliceert een minder sterke persoonlijkheid. 25. Bij een sterke persoonlijkheid hebt u te maken met een geminimaliseerd ego. 26. Wanneer u uw ego geminimaliseerd hebt, bevindt u zich in een goede balans tussen materie en immaterie. U hebt dan geen angsten in u. 27. Een geminimaliseerd ego staat gelijk aan onthechting. 28. Zodra de essentie vast komt te zitten, worden er energieën in beweging gebracht om dit losser te maken. Een ego roept dat op. 29. Als een persoon met een sterk ego een persoon met een geminimaliseerd ego ontmoet, dan geeft dat bij het sterke ego een gevoel van wrevel en leidt dit tot een versterking van de reactie van zijn ego. 30. Een persoon die sterke ego-aspecten neerzet zal een persoon die in de waarnemer staat overrompelen. 31. In de wereld waarin u leeft hebben de egopersonen verreweg de overhand. 32. De tegenhanger van de ego-aspecten is de waarnemer. 33. Het ego speelt in groeperingen enorm op. 34. In scholen, bewegingen en cursussen zouden de beschadigingen die mensen in hun leven hebben opgelopen meer aan bod moeten komen, in plaats van allerlei kunstmatige constructies en eindeloze oefeningen. 35. Een beschadigd ego is energetisch gezien nog veel slechter dan een te sterk ego. 36. Erkenning vragen geeft ontkenning, erkenning loslaten geeft erkenning.
Hoofdstuk 2.3: Het ego-aspect eigendunk
Samenvatting
Hoofdstuk 2.4: Het ego-aspect wilskracht
Samenvatting
1. Willen draagt een moeten in zich. Verlangen draagt geen moeten in zich maar een wens. 2. Willen is een dwang en verstoort alles wat kan ontstaan. 3. Verlangen is een creatief proces, het zet aan tot een ontwikkeling. 4. Verlangen is diep vanuit de essentie. Willen is een fenomeen vanuit het ego. 5. Willen wordt gevoed door angst. Verlangen kent geen angst. 6. De wil is geen overlevingsmechanisme, het vernietigt de ZIJNSenergiekracht in de mens. 7. Het is niet de wil die een mens doet overleven, maar de kracht van de essentie die de situaties 8. Vrije wil bestaat niet, omdat als je iets wilt, dus iets afdwingt, er nooit een vrijheid in kan zitten. 9. De essentie kent geen wil, maar omvat het algehele universele verlangen om te groeien. 10. Ego-identiteit bestaat niet. Het ego brengt identificatie voort. 11. Wilskracht in gunstige zin ondersteunt het verlangen. 12. Wilskracht in ongunstige zin ondersteunt het willen. 13. Wilskracht in gunstige zin wordt essentiële kracht genoemd. 14. Essentiële kracht is vanuit de essentie gerichte energie waarmee u uw gedachten in een 15. Essentiële kracht kan alleen neergezet worden bij een geminimaliseerd ego. 16. Essentiële kracht is nodig om door de weerstanden heen te komen bij het realiseren van uw verlangen. 17. Essentiële kracht kunt u niet trainen, maar wel waarnemen. 18. Intentie is een sturing vanuit de essentie waarmee de gedachten vorm gaan krijgen. 19. De stuwende kracht van de intentie is een andere energetische vorm dan essentiële kracht. 20. Intentie kunt u niet oefenen. 21. Intentie is de stuwende kracht achter het verlangen. 22. Intentie is immaterieel gericht, verlangen is materieel gericht. 23. Intentie is de bron van aandacht en aandacht kunt u wel oefenen. 24. Het versterken van uw aandacht kunt u doen door het verlangen te visualiseren. 25. Het verlangen is de stuwende kracht om uw voornemen te realiseren. 26. Wilskracht ontstaat bij een groot ego en heeft altijd een dwang, een moeten in zich. 27. De energie van willen en moeten is zeer dwingend en egogerelateerd. 28. De energie van het verlangen is vanuit de persoonlijkheid en daardoor zachter en ook subtieler. 29. Willen en moeten hebben een vernietigende invloed op intentie. 30. Tijdslimieten stellen is uit den boze voor het neerzetten van de intentie. 31. Verlangens vanuit de persoonlijkheidsaspecten zijn anders dan het verlangen vanuit de essentie. 32. U kunt niet spreken van egoverlangens, beter is om van egowil te spreken. 33. De ego-aspecten zijn niet het willen, het willen komt eruit voort. 34. Zelfbeheersing is een vorm van willen en moeten en leidt tot dwang. 35. Beheersing is iets anders dan zelfbeheersing. 36. Beheersen wil zeggen dat u in staat bent met iets om te gaan. Het houdt geen dwang in. 37. Controle wil zeggen dat u iets onderdrukt, iets afdwingt. 38. Er is geen zelfdiscipline, zelfbeheersing en wilskracht nodig. De essentiële kracht is er omdat u BENT.
Hoofdstuk 2.5: Ego-aspecten als valkuilen
Samenvatting
1. Het ego is een uitvergrote afspiegeling van de persoonlijkheid. 2. Het ego leren kennen is uw menselijke verschijningsvorm leren kennen. 3. Het ego schiet altijd in de ontkenning en wil zichzelf niet leren kennen. 4. In de termen van Ofman is een persoonlijkheidsaspect een kernkwaliteit. 5. In de termen van Ofman is een ego-aspect een valkuil. 6. Als we in een ego-aspect zitten is het belangrijk onze uitdaging te leren kennen, want bij een teveel van onze uitdagingen schieten we in een allergische reactie. 7. Een allergie is een ego-aspect waaraan wij ons ergeren. 8. In de balanstekening geeft elke plek in de twee driehoeken een ZIJNSstaat aan. 9. Het midden van de balanstekening is het punt waarop de ZIJNSstaat van de mens het meest in evenwicht is.
Hoofdstuk 2.6: Het Nu-moment
Samenvatting
1. Bij een interne dialoog in uw hoofd zijn het uw gedachten die een dialoog voeren met uw gedachten. 2. Het ‘ik’ is een egogerelateerde ZIJNSvorm die mensen gebruiken om onderscheid te kunnen maken tussen ‘ik’ en de ‘ander’. 3. Het ‘ik’, wat de mens bedoelt, is een manifestatie vanuit uw gedachten, waarbij u zich als mens heel snel gaat identificeren met uw gedachten. 4. Dat wat u in feite met ‘ik’ zou moeten bedoelen is de verbinding van de essentie met de geest. 5. Wanneer u, vanuit een intentie, een diep innerlijk verlangen hebt zonder gedachten te zijn, dan bevindt u zich in een stroom van energie die als vanzelf uw gedachtestroom zal verminderen. 6. Dit kan alleen vanuit een egoloze ZIJNSstaat. U bent dan in de waarnemer en in de NU-staat. 7. Die intentie, dat diep innerlijk verlangen, komt vanuit de essentie. 8. De NU-staat kunt u als mens ervaren vanuit uw persoonlijkheidsaspecten. 9. De basis voor de levensgrote problemen in uw materiële wereld ligt erin dat mensen niet goed met hun intuïtieve vermogens kunnen omgaan. 10. Alles wat er IS en alles wat u als mens en als zonnevonk binnen dat wat IS beleeft en ervaart is 11. Een illusie wil zeggen dat iets altijd binnen een bepaalde beperking wordt ervaren. 12. Wanneer u echter NU in dit moment volledig bewust bent van wat er is, dan bent u in het ZIJN, en 13. Alles is een illusie, behalve het moment waarop u in het NU waarneemt. Dat is het ZIJNSmoment in het NU. 14. Het is goed u te realiseren dat het niet zozeer om een permanente ZIJNStoestand gaat, maar om 15. De NU-staat binnen de immateriële wereld is altijd een stabiele staat van ZIJN en daarom is de 16. De NU-staat is niet zonder persoonlijkheidsaspecten, wel zonder ego-aspecten. 17. De ego-aspecten staan elke vorm van ZIJNSstaat en beleving in het NU in de weg. 18. Onze persoonlijkheid is geen illusie; de persoonlijkheid brengt ons in de illusie. 19. De illusie is het niet-ZIJN in de ervaring van het NU. 20. De gedachten zorgen ervoor dat we niet in het NU zijn, dat we het NU niet kunnen ervaren. Dus 21. Een mens die in het NU van zijn ervaring leeft is zonder herinnering, zonder gedachten. Hij IS en 22. Wanneer u ervaart en u bent in staat die ervaring te ervaren vanuit uw ZIJNSbeleving, dan ervaart 23. Als u uw ervaringen vanuit uw egobeleving ervaart dan komt u in intensieve en emotioneel pijnlijke 24. Wanneer u in staat bent om uit uw ego-aspect van de reactie te stappen, dan ervaart u die 25. Van daaruit kunt u in overgave dat aanvaarden wat er is, zonder dat daar jarenlange moeilijke en 26. Het zich bevinden in een NU-staat is nodig om als zonnevonk in draaisnelheid toe te nemen. 27. Het in de waarnemer staan is het middel om in een staat van NU te komen. 28. De waarnemer wil zeggen dat u als het ware van een afstand naar uzelf kijkt als een onpartijdig 29. De waarnemer neemt alleen waar en dat geeft inzicht in dat wat er is, omdat de emoties op dat 30. De essentie is de waarnemer. De mensen kunnen niet continu in de waarnemer zijn. 31. De IS-staat, de toestand van dat wat er is, neemt u waar vanuit de waarnemer. U bevindt zich dan 32. U bent fracties van momenten in de waarnemer. Dit zijn NU-momenten en deze waarnemingen 33. Als u in het NU leeft dan bent u met uw gedachten in dat wat er NU is. Er zijn op dat moment geen 34. In het NU zijn is geen aandachtstraining, maar is het ZIJN in aandacht en dat kunt u oefenen. 35. Mensen worden zo snel afgeleid door de waan van de dag, door de materiële impulsen om hen heen, dat ze moeten leren wat het is om gefocust te blijven in aandacht.
Hoofdstuk 3.1: Het ego en de emoties
Samenvatting
1. Een emotie is een krachtige materiële energie met een sterk stuwende werking. 2. Een emotie is een basis-uitingsvorm vanuit ego-aspecten. 3. Er zijn twee basis-emoties: angst en lust/genot. 4. Een persoonlijkheidsaspect is zonder emotie. 5. Alle ego-aspecten zijn terug te voeren op de twee basis-emoties. 6. Beide basis-emoties kunnen in wisselwerking met elkaar staan en zorgen voor een extraverte of 7. Emoties zijn allemaal uitingsvormen van de gedachten. Deze geven sturing aan de emoties en ze 8. Het ego is de grote aanzetter van de emoties maar niet de echte bron. 9. De bron is de onderliggende blokkade die in beroering gebracht wordt via de door de zintuigen 10. Een gevoel wordt een emotie zodra u zich ermee gaat identificeren en dat geeft dan weer allerlei 11. Gevoelens hebben een relatie met de immateriële energieën, emoties hebben dat niet. 12. Mensen kunnen proberen gevoelens in zichzelf om te zetten en deze essentieel te gaan voelen, 13. Vanuit de essentie krijgt een mens vanzelf impulsen die hem vertellen wat deze emotie hem te 14. De essentie geeft altijd antwoorden, het ego nooit. 15. Het ego is een overlevingsmechanisme, dat binnen de gehele evolutie van de mens zich sterker 16. Het ego wil zijn eigen vertrouwde wereldje met zijn eigen vertrouwde en vastomlijnde patronen 17. Het ego verweert zich tegen het inzetten van bewustwording. 18. Emoties hangen samen met het niet bewust in het ZIJN zijn. 19. Wanneer u zichzelf als waarnemer gadeslaat ervaart u de emoties wel, maar op een meer 20. Wanneer u bewust bent, schakelt u uw ego uit en daarmee ook uw emoties. 21. Het bewustzijn van een in de materie geïncarneerde essentie bevindt zich in het auraveld om 22. Haat kan alleen bij mensen ontstaan als mensen volstrekt onbewust leven. 23. Agressie zetelt in het onderste chakra en kan getemperd worden door de tolerantie die zetelt 24. Tolerantie is de basis voor alles wat in een mensleven belangrijk is. 25. Mensen relativeren veel te weinig. Humor relativeert de gedachten en brengt ontspanning. 26. Iemand zonder of met een gering ego uit geen of weinig kritiek. 27. Kritiek uiten heeft met ego te maken, maar kritiek ontvangen ook. 28. Een uiting van het ego is het niet kunnen verdragen van kritiek. 29. Het ego legt de bron van pijn en verdriet altijd buiten zich. 30. Dit komt omdat de mens collectief de overtuiging heeft dat anderen de schuld zijn van alles. 31. Wanneer u uw energetisch systeem langdurig blootstelt aan drugs, drank, lawaai en 32. Dit kan weer behoorlijk heftige gevolgen hebben voor uw ervaringen binnen de materiële wereld.
Hoofdstuk 3.2: De logica
Samenvatting
1. Redeneringen vanuit de ratio zitten vaak zo feilloos in elkaar dat u kunt spreken van een logische 2. Logica zegt iets over de wijze waarop mensen redeneren. 3. Hoe feillozer de redenering, des te groter de logica ervan is. 4. Rede en logica zijn aan elkaar gekoppeld. 5. De logica is een zuiver rationele reactie vanuit het ego. 6. Logische redeneringen zijn vrij van emoties, maar zijn gebonden aan het ego. 7. Het vermogen om feilloos te kunnen redeneren heeft zijn oorsprong in het verstand. 8. Dat deel van uw hersenen dat het vermogen tot redeneren aanstuurt noemt u de ratio. 9. De ratio is een fysiek aanwijsbaar punt binnen uw hersenen. 10. De scheidslijn tussen logica en chaos is flinterdun. 11. Er is een relatie tussen de menselijke logica en de waarneembare wereld om u heen. 12. Bij emotionele gedachten is er geen sprake van de rede en al helemaal niet van welke vorm van 13. Als de emoties u overspoelen kunt u geen verstandelijk contact maken met de ratio. 14. Bij het maken van keuzes zullen logische redeneringen de intuïtieve impulsen van de zonnevonk 15. Onrust wijst op een voor u niet gunstige beslissing. 16. De wiskundige logica van mensen is in staat geweest om de techniek in uw materiële wereld te 17. Uw technische wereld is zo ongelofelijk eenzijdig materieel gericht dat de mensheid hierin vroeg
Hoofdstuk 3.3: De emotie ergernis
Samenvatting
1. Ergernis is een emotionele uiting van een gevoel van onbehagen, dat de mens zich op dat 2. De oorzaak van de ergernis ligt in onverwerkte gebeurtenissen die emoties oproepen. 3. Hoe vaker mensen zich ergeren, des te verder staan ze af van hun essentie. 4. Ergernis is onbewust. 5. Als de mens zich van deze ergernis bewust is kan hij ook de onderliggende emotie bewust krijgen 6. Elke emotie draagt een verlangen in zich, namelijk het verlangen vrij te zijn van de blokkade die 7. Iemand die zich ergert leeft niet, want zijn energiesysteem is geblokkeerd. 8. De ergernis zelf is geen oorzaak van de ergernis of van de blokkade. 9. De mens materialiseert zelf gebeurtenissen om emoties verwerkt te krijgen. 10. Om erachter te komen wat deze gebeurtenissen hem vertellen is het aan te bevelen om de 11. Wanneer de mens zijn gedachten leegmaakt, komen vanzelf de antwoorden op zijn vragen boven. 12. Ergernis kan alleen ontladen, dus opgelost worden, als de blokkade die de oorzaak van deze 13. Ergernis is geen berusting. Het is onderdrukte woede over dat wat de mens ervaart over iets 14. Gelatenheid is passieve ergernis. 15. Onverschilligheid ontstaat doordat de mens zich dan volledig terugtrekt en aan de ergernis geen doordat de tegenkracht eraan ontbreekt. 16. Wanneer u in staat bent uzelf waar te nemen, dan kunt u weloverwogen besluiten zich wat meer 17. Volledig onthecht zijn betekent het niet hebben van emoties. 18. Onthecht zijn is een belangrijk aspect binnen het vinden van een balans binnen uw materiële 19. Hoe meer u onthecht kunt zijn naar het leven om u heen, des te minder u zich zult ergeren. 20. Onthechting betekent dat alles wat er is, goed is. Dat betekent loslaten van ego-aspecten, loslaten 21. Wanneer mensen erin zouden slagen hun ego-aspecten te minimaliseren, zou er in uw
Hoofdstuk 3.4: De emotie boosheid
Samenvatting
1. Boosheid is een fysieke ontlading van een geblokkeerd en opgekropt emotioneel gevoel. 2. Boosheid is in feite een stapeling van opgekropte emoties die mensen in de loop van de tijd in 3. Boosheid is een emotie vanuit de gedachten. 4. Mensen ervaren dingen die ze niet leuk of prettig vinden. Door de sociale omgangsvormen zullen 5. Het gevolg hiervan is dat, datgene wat mensen niet leuk vinden, zij dit onbewust gaan opkroppen. 6. Wanneer u zich hiervan bewust kunt zijn dan kunt u de boosheidsontlading, die vroeg of laat gaat 7. Boosheid lokt weer boosheid uit en dan is de cirkel van emotionele boosheidsontladingen rond. 8. Bij te veel opgekropte boosheid kan een mens niet voelen. Dat is op zo’n moment ook niet nodig. 9. Heel gevoelige mensen pakken dingen heel snel op en daardoor zet hun boosheid eerder in dan 10. Woede is een plotselinge impuls aan energie die veroorzaakt wordt door een opeenstapeling van 11. Woede is overmatige boosheid. Het is ongrijpbaar en onhandelbaar. 12. Woede is een belangrijke energie en als deze wordt onderdrukt, dan gebeuren er nare dingen in 13. Waar woede is kan op dat moment geen mildheid en mededogen zijn. 14. U kunt de woede het beste laten gaan en deze niet op een ander gaan afreageren. 15. Hoe meer u woede accepteert, hoe minder de woede zal gaan woeden. 16. Agressie sluimert en knalt er niet plotseling uit. Agressie is eigenlijk voortdurend bij de betreffende 17. Agressie is veel gevaarlijker en veel desastreuzer dan woede. 18. Stilte en zich op een afstand terugtrekken laat de energie neerdwarrelen. 19. Bij het opheffen van een blokkade gaat het om bewust in stilte te zijn. 20. Als u onbewust in stilte bent gebeurt er niets. 21. Het is een gewoonte van de gedachten om direct te reageren en onbewust maar raak te kletsen 22. De gedachten stilzetten is een goede manier om ruim baan te geven aan vastzittende blokkades 23. Een spiegel heeft altijd twee gezichten, deze werkt beide kanten op. 24. Boosheid komt alleen naar voren als deze bij beide personen aanwezig is. 25. De boosheid wordt niet geactiveerd als de persoon alleen is en niet getriggerd wordt door 26. Boosheidswolken ontstaan door een stapeling van nare ervaringen, bijvoorbeeld door pesten of 27. Een boosheidswolk kan ook het gevolg zijn van een onverwerkt familietrauma. 28. Kinderen pakken deze energie van dit familietrauma op en dragen dit hun hele leven lang met
Hoofdstuk 3.5: De emotie angst
Samenvatting
1. Angst is een basis-emotie waarop veel emotionele uitingsvormen van ego-aspecten zijn 2. Angst is ook een instinctief menselijk overlevingsmechanisme. 3. Angst is een materiële factor, voortkomend uit de gedachten van de mens. 4. Angst is een irreële emotie die de mens zelf oproept. 5. Deze emotie wordt opgeroepen doordat de mens geen overzicht heeft over zijn situatie. 6. Angst is slechts een gevoel, ingegeven door gedachten en de waan van de dag in de wereld 7. De gedachten een wending geven door de negatieve gedachten te vervangen door positieve 8. Door het zoeken naar de bron van de negatieve gedachten kan inzicht verkregen worden in de 9. Bij voortdurende herhalende gedachten die door het hoofd malen, is het beter te oefenen deze 10. Als de mens zijn angsten aangaat, dan kan hij ontdekken dat de angsten in hem zelf zitten en 11. De vlucht voor de angst versterkt de angst. Omhelzing van de angst doet de angst verdwijnen. 12. Het beste is: ga mee met de stroom van angst, voel de angst, accepteer de angst. 13. Alle angsten die de mens ervaart zijn stuk voor stuk opgepikt uit de materiële wereld om hem 14. Als u om u heen kijkt ziet u dat uw hele maatschappij vervuld is met angst. 15. Er is veel angst voor morgen, omdat de toekomst ons confronteert met onzekerheden. 16. De meeste mensen zijn angstig door alles wat ze om zich heen zien gebeuren en waarmee ze 17. Door deze identificatie met de angsten om hen heen wordt deze collectieve angst hun eigen 18. De mensenwereld verkeert in een vicieuze cirkel van collectieve angst. 19. Wanneer u tot waarneming in het ZIJN kunt komen – dus in staat kunt zijn om bij welk
Hoofdstuk 3.6: De emotie verdriet
Samenvatting
1. Bij huilen vindt een ontlading plaats van de energie van de onderliggende ego-aspecten. 2. Huilen is een ontladingsmechanisme dat nodig is om materiële spanningen te ontladen. 3. Verdriet komt voort uit boosheid en angst. 4. Deze emotie werkt zeer positief op het trillingsgetal van de essentie. 5. Woede, pijn en verdriet dragen allemaal een verlangen in zich. 6. Wanneer een mens geraakt wordt in zijn materiële basis, dan roept dit een ego-aspect op dat 7. Door het verdriet zal het ego-aspect minder dominant worden. 8. Het huilen maakt een energie los die de druk op uw fysieke systeem, dat veroorzaakt is door 9. Een blokkade remt de chakra’s af in hun verlangen om in draaisnelheid toe te nemen. 10. Verdriet is een menselijke emotie, die de barrière tussen zonnevonk en het lichaam moet 11. Verdriet is nodig om bewustwording te bereiken, omdat de mens niet in staat is daar uit zichzelf 12. Ook al groeit de essentie ervan, het menselijk ego duwt verdriet en nare gevoelens weg. 13. Er is een onderscheid te maken tussen het beheersen en het onderdrukken van emoties. 14. Door de emotie te onderdrukken ontstaan blokkades die vroeg of laat erom vragen opgelost te 15. Wanneer kleine kinderen of baby’s door te huilen hun spanningen gaan ontladen, dan is dat 16. Wanneer u een kind meteen klemmend omhelst als het verdriet of pijn heeft, dan is dat feitelijk 17. Later, wanneer kinderen groter zijn, wordt hun in de opvoeding vaak meegegeven dat het 18. Als mensen in hun dagelijks leven als volwassenen meer zouden huilen en dit als normaal zou 19. Als volwassenen niet bij hun verdriet kunnen komen ontstaan andere reacties, zoals roken, 20. Als veel mensen bij elkaar zijn die werken aan hun onverwerkte gevoelens, dan is er in hen veel 21. Omdat er zoveel mensen zijn, kan de energiebundeling van leed zo groot zijn dat er als het 22. Met het eruit schreeuwen van pijn en verdriet is niets mis, maar als mensen dit onbewust blijven 23. Mensen kunnen alleen uit deze vicieuze cirkel stappen als er de bereidheid is om te willen
Hoofdstuk 3.7: De behoefte aan aandacht
Samenvatting
1. Aandacht is een materiële, instinctieve behoefte van een mens. 2. Als er door omstandigheden te weinig aandacht aan het kind wordt gegeven dan ontstaat er bij 3. Wanneer kinderen hun leven als jong kind als heel onveilig of onzeker ervaren dan stoppen ze 4. Dat heeft tot gevolg dat het kind als volwassene op zoek gaat naar aandacht. 5. Het tekort aan aandacht leidt tot de ego-aspecten veeleisendheid en dwingendheid. 6. De blokkade, die ontstaat door een gemis aan aandacht, kan opgeheven worden door het 7. Elk persoonlijkheidsaspect heeft aandacht nodig om te voorkomen dat emoties als angst en 8. Pas als iets zodanig beschadigd is geraakt dat er zowel fysiek, psychisch als energetisch grote 9. Het aandachtsaspect is belangrijk, want het heeft de functie om het kind en later als volwassene 10. Door te veel aandacht voelt het kind, en later als volwassene, zijn innerlijke leegte niet. Door 11. Het gaat om de balans, te veel en te weinig is schadelijk. 12. Het hebben van een leegte betekent dat de betreffende persoon niet of nauwelijks in staat is 13. De innerlijke leegte zoekt echter altijd naar opvulling. Licht trekt donker aan, liefde trekt boosheid 14. Deze mensen kunnen verslaafd raken aan het omklemmen van de ander, omdat het energetisch 15. Het gemis aan aandacht wordt meestal gecompenseerd met een verslavingsneiging. 16. Het is belangrijk te zorgen dat de mens zijn leegte in overgave gaat voelen. 17. Bij het geven en nemen van aandacht vindt een interactie plaats tussen de materiële en 18. Er vindt geen overdracht van energie plaats van het ene auraveld naar het andere auraveld, 19. Aandacht geven kost energie, maar aandacht vragen ook. 20. De auravelden reageren op het geven of nemen van aandacht. 21. Als de energiefrequentie tussen beide auravelden te verschillend is dan raakt degene met de 22. De zwaardere immateriële energie van de een heeft de neiging om de lichtere immateriële 23. De trekkracht van deze vertraging voelt voor een mens met lichtere energie als onaangenaam. 24. Wanneer mensen kinderen hebben, dan bestaat er tussen beiden een energetische verbinding 25. Deze energetische verbinding kost ouders energie, omdat deze verbinding als doel heeft een 26. De energetische verbinding tussen ouders en kinderen blijft net zolang bestaan als de ouder leeft.
Hoofdstuk 4.1: Het super ego
Samenvatting
1. Het superego ontstaat vanuit het ego. 2. Het is een volledige conditionering vanuit het ego. 3. Het is het persoonlijk geweten van de mens. 4. Het geweten is gebaseerd op het collectieve en persoonlijk paradigma. 5. Er is een materieel geweten en een immaterieel geweten. 6. Het immaterieel geweten is een vorm van Weten: dit is goed voor mij en dit is niet goed voor mij. 7. Het materieel geweten is een deel van ons ego en staat los van ons instinct. 8. Het materieel geweten, vanuit het superego, kan ons instinct belemmeren. 9. Als geweten te zeer gebonden is aan de sociaalmaatschappelijke vorm, dan wordt geweten een 10. Angst kan gevoed worden door het ego en superego. 11. Het superego is onbewustzijn en is gebaseerd op onbewuste angsten. 12. Het superego is de verdringing van de angsten.
Hoofdstuk 4.2: Onze herinneringen
Samenvatting
1. Angst komt voort uit de herinnering. 2. Herinneringen die het geweten activeren zijn superego herinneringen. 3. Het geheugen is energetische informatie die opgeslagen wordt in het immateriële energiesysteem 4. Herinneringen is informatie die van buitenaf opgevangen en opgenomen wordt in de hersenen 5. Het herinneringspunt is net als het denkpunt een opslagplek in de hersenen. 6. Alleen ervaren herinneringen gaan naar het auraveld. 7. Beleefde herinneringen worden opgeslagen in het herinneringspunt. 8. Blije herinneringen worden altijd ervaren en gaan naar het auraveld. 9. Nare ervaringen worden niet goed genoeg ervaren en de herinnering daaraan blijft pijnlijk en
Hoofdstuk 4.3: Oordelen en veroordelen
Samenvatting
1. Het doel van het herhalen van gebeurtenissen is namelijk net zolang voelen totdat het gevoel 2. Wanneer u niets met de pijnlijke herinnering doet zal de ervaringsherhaling zich telkens weer gaan 3. Herinneringen zijn selectief en onbewust sterk bepaald door het ego. 4. Het ego wil zich bevestigd zien en dat gebeurt door herinneringsselectie. 5. Pijnlijke herinneringen zijn niet gelijk aan emotionele herinneringen. 6. Pijnlijke herinneringen laten zien dat een bepaald gevoel nog energetisch aanwezig is in uw 7. Emotionele herinneringen zijn eerder belemmerend dan helpend. 8. Alles wat een mens ervaart heeft een betekenis voor hem en wil hem inzicht geven in het 9. Het wegdoen van alles wat aan de nare ervaring herinnert zorgt voor het vastzetten van de 10. Nare herinneringen kunt u niet vergeten, u kunt ze alleen verplaatsen naar uw auraveld. 11. Gooi oude foto’s niet weg, maar gebruik ze als hulpmiddel om te voelen. 12. Bij het ouder worden neemt de energie af om de onderdrukkingsmechanismen van oude pijn te 13. Mensen oordelen altijd vanuit een ego-aspect. 14. Onder elke ergernis zit een oordeel of veroordeling. 15. Onder elk oordeel of veroordeling zit een blokkade. 16. Elk oordeel is gebaseerd op een basis-emotie. 17. Ergernis is een uitingsvorm van angst. 18. Het ergert mensen altijd als ze hun eigen onbewuste gedrag zien. 19. Samengebundelde oordelen vormen een overtuiging. 20. Uw omgeving zal altijd, ongeacht wat voor overtuiging u hebt, weerspiegelen wat uw overtuiging is. 21. Bij oordelen projecteert een mens zijn eigen verlangen op de ander. 22. Een mens oordeelt altijd vanuit de herkenning. 23. Als u iets vernietigt, komt de energie op de een of andere manier weer terug. 24. Bewuste mensen voelen en ervaren de ervaring, onbewuste mensen beleven alleen de ervaring 25. Bij bewuste aandacht is er geen oordeel. 26. Mensen die binnen de materie een essentiele-ontwikkeling doormaken zullen veel geconfronteerd 27. Er zijn twee typen bewustzijn: het lager bewustzijn vanuit het ego zonder waarnemer en het hoger 28. Egoverschijningsvormen hebben allemaal een trage energie. 29. Zware energieën trekken elkaar aan. 30. Geweld ontstaat door de samenballing van dit soort heel zware energievormen. 31. Ze stapelen zich op elkaar totdat de energiewolk uit elkaar ploft. 32. Dit uit elkaar barsten gaat via geweld.
Hoofdstuk 5.1: Identificatie en conditionering
Samenvatting
1. Identificatie is een vereenzelviging met een ander object of persoon. 2. Identificatie geschiedt vanuit het ego. 3. Identificatie is heel sterk gericht op de buitenwereld. 4. De gedachten zijn de bron van de identificatie. 5. Identificatie met de materie is niet gunstig voor de essentie. 6. Identificatie blokkeert de stroom van energieën, omdat de wisselwerking tussen de waarnemer 7. Volledig gehecht en onthecht zijn van de materie is onbalans. 8. De persoonlijkheid kent geen identificatie. 9. Eenheidsgevoel komt vanuit de essentie en kan gerangschikt worden onder essentieel gewaarzijn. 10. Identificatie is altijd naar buiten gericht. Het stilzetten van de gedachten is naar binnen gericht. 11. Wanneer een mens aan iets onbewust aandacht geeft kan hij zich heel spoedig identificeren met 12. Bij bewuste aandacht is de energie gebundeld, bij onbewuste aandacht is de energie warrig en verspreid. 13. Gefixeerde aandacht is hetzelfde als geïdentificeerde aandacht. 14. Bij geïdentificeerde aandacht wordt de mens meegesleept in zijn emoties en gaat daar dan ook 15. Onthechting is tegengesteld aan identificatie. 16. Totale onthechting betekent alles totaal loslaten. 17. Totale onthechting kan niet, want dat betekent het sterven van het menselijk lichaam. 18. Zelfs de meest heilige en wijze mensen hebben een ego. 19. U kunt wel een geminimaliseerd ego hebben, maar u kunt nooit helemaal bevrijd zijn van uw ego. 20. Bij een geminimaliseerd ego zijn worstelingen geen worstelingen meer, maar spirituele 21. Conditioneringen wil zeggen dat de mens zich aanpast en voldoet aan maatschappelijk 22. Als een mens zich geheel identificeert, is hij een deel van die maatschappelijke conditioneringen. 23. Conditionering heeft te maken met een dwangmatige gewoontevorming. 24. Een onbewust mens is sneller verstard in zijn gewoontepatronen. 25. Gewoontepatronen komen voort uit gedachten die ingesleten zijn in het dagelijks leven. 26. Een gewoonte geeft een gevoel van veiligheid en daar houden mensen van. 27. Tradities ontaarden heel snel in vastgeroeste gewoontepatronen en kunnen daardoor grote 28. Door de energieverstarring treedt op een gegeven moment oorlog en geweld op, waardoor de
Hoofdstuk 5.2: Identificatie en overtuigingen
Samenvatting
1. Overtuigingen zijn gedachtepatronen die u zich op een bepaalde wijze zodanig hebt eigen 2. Overtuigingen zijn egogerelateerde uitingsvormen die mensen vormen op basis van dat wat ze 3. Een ego-aspect leidt tot een bundeling van overtuigingen. 4. Overtuigingen zijn gevaarlijk, want ze lokken discussies en ruzies uit binnen de menselijke wereld. 5. Waarnemingen worden vastgelegd in de betreffende paradigma’s. 6. Overtuigingen beperken de waarneming. 7. De waarneming is er altijd eerst, daarna wordt de overtuiging zichtbaar. 8. Overtuigingen beïnvloeden de materialisatie van gebeurtenissen. 9. Overtuigingen kleuren de ervaringsbeleving sterk. 10. Tussen ervaren en ervaringsbeleving zit een belangrijk verschil. 11. Uw paradigma bepaalt op welke wijze u een ervaring ervaart. 12. Iets geloven is iets voor waar aannemen. 13. Als u zich in een geloof verstart, dan bent u daarvan overtuigd. 14. Als u vanuit uw essentie iets neerzet, dan WEET u, dan gelooft u niet. 15. Geloven heeft te maken met een emotie. 16. Geloven vanuit de gedachten zoekt naar een bevestiging van anderen. 17. Geloven heeft overtuigingen nodig om zich staande te kunnen houden. 18. Als alle mensen dezelfde overtuigingen zouden hebben, zou de energie gaan verstarren en zou er 19. Als mensen zonder overtuigingen zouden zijn dan zou er een aarde zijn, waarin mensen bijzonder 20. Het vrij worden van overtuigingen kunt u alleen als u uw gedachten stilzet.
|